De dijk staat op springen

De wateroverlast in januari heeft het Noorden een paar dagen in de greep. Evacuaties, stijgend water en de angst voor een dijkdoorbraak. Achter de schermen neemt het Regionaal Beleidsteam van de Veiligheidsregio Groningen ingrijpende beslissingen.

Het is vrijdagmiddag 6 januari, net na de lunch, als Peter Rehwinkel hoort dat de dijk in Woltersum op springen staat. Hij is even stil. “Nu wordt het ernstig”, denkt hij, “Die zal maar doorbreken. Dan zijn de gevolgen enorm…”

Voor het eerst sinds het begin van de crisis, anderhalf etmaal eerder, slaat in Leslokaal 1 van de brandweerkazerne aan de Sontweg in Groningen iets als paniek toe. Rehwinkel weet dat veertig inwoners van het gebied langs het Eemskanaal zich niet hebben laten evacueren. In de boerderijen staat nog vee. En hoe komen alle hulpverleners weg, de mannen die zandzakken slepen, de brandweerlieden, de politieagenten? In de wat hoger gelegen Hervormde Kerk is plek voor zeventig mensen.

“Weten jullie het zeker”, hoort iedereen brandweercommandant Roelf Knoop vragen. Knoop heeft een collega aan de lijn die in Woltersum via de portofoon doorkrijgt dat brandweerlieden – toch niet bang uitgevallen – zich uit de voeten maken. “Trekken ze zich terug?” vraagt Knoop nog eens. “Komt de weg achter de dijk omhoog? Spuit er water uit de dijk?”

Rehwinkel staat vlakbij. Met een paar anderen kijkt hij ademloos naar een scherm, waarop infraroodbeelden aantonen dat de dijk week is. Rehwinkel weet nu datWoltersum de druk van het stijgendewater niet meer aan kan. Als die dijk straks breekt, realiseert Rehwinkel zich, zal hij het live kunnen volgen.

Toch klopt er iets niet. Terwijl ze horen wat Knoop hoort, en zien wat Rehwinkel ziet, beginnen waterschappers in de zaal tegen te sputteren. Ze snappen het niet, het strookt niet met de informatie die zij hebben. Hoe kunnen ze inWoltersum nou roepen dat de dijk bijna gaat als het water pas op 1.06 meter boven NAP staat? Die dijk is bestand tegen 1.30 meter… Rehwinkel ergert zich aan de onduidelijkheid. Hij eist hom of kuit. Gaat die dijk of gaat-ie niet. “Dit kan ik niet hebben”, zegt hij afgemeten tegen de mannen van het waterschap.

Wie is het hoogst in hiërarchie? Wordt het maar eens met elkaar. Ik moet één signaal hebben.”

Anderhalve dag eerder. Woensdagavond 4 januari, iets voor acht uur. Aan de Sontweg wordt Kees Odenkirchen, een wat kalende, jongensachtige operationeel leider van de brandweer, via de meldkamer doorverbonden met Wim Brenkman, de directeur van het waterschap Noorderzijlvest. Odenkirchen rekent op goed nieuws.

Een dag eerder was hij samen met Drentse collega’s nog aangeschoven bij het waterschap, dat toen in Drenthe last van hetwater had. Dat stroomt zijn kant uit, van Drenthe – een omgekeerd soepbord – naar Groningen.

Boot hoog waterDie middag heeft Brenkman 1400 van de 1700 hectare in de polder Eelder- en Peizermaden laten vollopen met drie miljoen kubieke meter water, als berging. Dat zou wat lucht moeten geven bij de Tolberter Petten, een nabij gelegen polder met twaalf boerderijen en elf woonwagens.

“Het peil zakt nauwelijks, Kees”, zegt Brenkman tegen Odenkirchen. “We zien bijna geen effect in onze metingen.” Brenkman is nerveus. Sinds de overstromingen van 1998 heeft het water in het Noorden niet zo hoog gestaan. De mateloze regen van de laatste weken heeft de grond verzadigd.Wegpompen van Tolbert naar Lauwersmeer lukt nog, maar naar zee wil niet, omdat de noordwestenwind het water uit het Lauwersmeer ’terugduwt’. En de waterbergingen – nooit eerder toegepast – werken niet zo snel als iedereen dacht. Brenkman heeft het gevoel dat hij op een muur afrijdt terwijl de remmen het niet doen. Moet hij een scherpe bocht maken of hopen dat de remmen op het laatste moment toch zullen werken?

Odenkirchen hoort Brenkman aan. Als commandant van dienst van de brandweer is hij deze avond verantwoordelijk voor het wel en wee van meer dan een half miljoen mensen. Nu het water niet zakt en het hoog tegen de dijk aanstaat, moet hij het rampenplan in werking stellen. Dat gaat in fasen. Odenkirchen kan opschalen naar GRIP2 – de tweede fase in de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure.

Als het onheil groter wordt, meer gemeenten raakt in een groter gebied, en meer mensen gewond kunnen raken, kan hij opschalen. Eventueel tot GRIP4, het hoogste alarm waarbij alle burgemeesters bijeen moeten komen. De chemische brand in Moerdijk – dat was GRIP4.

Het is kwart over negen ’s avonds als Odenkirchen naar GRIP2 wil gaan. Hij belt met de meldkamer in Drachten. Daar gaat iets mis. De meldkamer is nieuw en de centralisten van dienst zijn nog niet helemaal vertrouwd met de alarmering. Twee minuten later, om 21.17 uur, wordt voor het eerst in jaren in Groningen, en per abuis, de hoogst mogelijke staat van alarm afgekondigd. GRIP4.

Dan klopte mijn onderbuikgevoel toch, schiet Yvonne van Mastrigt te binnen als ze woensdagavond tegen half tien de brandweerkazerne aan de Sontweg binnenloopt. Ze was die ochtend nog in Denemarken toen op haar oude eenvoudige Nokia-telefoon een alarmberichtje van de meldkamer waarschuwde voor wateroverlast in Groningen. Dat bericht werd – ook al – per ongeluk verstuurd, en onmiddellijk ingetrokken, maar Van Mastrigt was meteen in de auto gestapt.

Niet omdat ze problemen verwacht in Hoogezand-Sappemeer, waar ze burgemeester is. Van Mastrigt haastte zich terug als vicevoorzitter van de Veiligheidsregio Groningen. Om Peter Rehwinkel te helpen. Rehwinkel is de voorzitter, maar is dat pas zo kort dat het allicht beter is met zijn tweeën de crisis te lijf te gaan. Ze ziet hem overigens nog niet.Wel veel anderen. Burgemeesters, waterschapsmensen, politie, brandweer, militairen, ambtenaren.

Er worden grapjes gemaakt. Het is gezellig. Net een nieuwjaarsreceptie, denkt Van Mastrigt. Toch wil ze orde in deze chaos. Met Odenkirchen besluit ze om alvast een kernteam te formeren. Met bestuurders die ook echt wat aan de Sontweg hebben te zoeken.
RehwinkelTwee uur later arriveert ook Peter Rehwinkel aan de Sontweg. Hij is terug komen rijden uit Dordrecht en had er onderweg een beetje de smoor in, voelde zich zelfs een beetje schuldig.Was op bezoek bij de burgemeester. Een gezellig etentje. En Rehwinkel had zijn collega lang niet gesproken.

Het was een lange, onaangename rit. Een pikdonkere avond. Storm. Op de radio waarschuwde het KNMI voor zware windstoten in de noordelijke kustprovincies. Code Oranje. Extreem weer. Onderweg sms’te hij nog met zijn Dordrechtse collega: ’Hoor dat er in Dordrecht ook water over de kade gaat’. Piep Piep… Sms terug.

’Oh…’

Veertig minuten later, het is inmiddels donderdag, tien minuten na middernacht, begint de eerste vergadering van het Regionaal Beleidsteam (RBT). Het zullen er elf worden, in een crisis die zo’n honderd uur zal duren. Aan de ovale houten tafel, met in het midden vier grote televisies, zitten 24 mensen. Peter Rehwinkel vindt die grote opkomst prettig; hij kan het team later altijd kleiner maken. Alleen wie nodig is, blijft dan in ’de oude meldkamer’, kamer T0.02, van de brandweerkazerne. Dat is net zo belangrijk als rust: om pottenkijkers te weren wordt de glazen wand afgeplakt met bruin pakpapier.

Op verzoek van Rehwinkel schetst Wim Brenkman van Noorderzijlvest wat er loos is bij Leek. Het water, vertelt hij, staat bijna aan de kruin, de dijk is verweekt. En er is weer regen voorspeld, weet Brenkman. “We kunnen niet garanderen dat de Tolberter Pettenpolder niet onderloopt. Als dat gebeurt, staat er een halve meter water.” Iedereen luistert. Af en toe wordt een vraag gesteld. Hoe zeker is het dat het mis gaat?Waarom wordt er niet gepompt? Is er nog tijd? Levensbedreigend is het allemaal niet, maar niettemin besluit het RBT de bewoners van de polder te adviseren weg te gaan. Geen gedwongen evacuatie – ze willen het ’klein’ houden.

Spreken van wateroverlast, niet van een watersnoodramp.

Het overleg aan de ovale tafel gaat enkele aanwezigen te traag. Sommigen beginnen in hun stoel te draaien wanneer Rehwinkel als voorzitter telkens opnieuw om advies vraagt, niet op hoofdlijnen maar tot in detail. Hij wil per se een breed gedragen besluit. Yvonne van Mastrigt zou dat anders doen, denken sommigen, minder warm misschien, maar wel daadkrachtiger.

Aan het slot van die eerste RBT-vergadering stelt Rehwinkel een dwarse vraag.

Waarom zou Defensie eigenlijk nog moeten meepraten?”

Het hoofd nationale operaties van Defensie Ernest Wiersma reageert verbaasd. Andere leden zien dat hij zich zichtbaar ongemakkelijk voelt. Wiersma vindt dat hij absoluut moet blijven, maar Rehwinkel gaat de tafel rond, stelt de vraag aan iedereen. Bij de een is het logischer dat hij blijft dan bij de ander. “Waarom”, zegt Rehwinkel nog eens, “vind je dat Defensie moet blijven?”

“We hebben het materiaal, expertise en de mankracht”, geeft de overste aan. Die kunnen goed worden gebruikt in de strijd tegen hetwater, erkent een ander – waarna de discussie stroperig wordt, en maar duurt, en sommigen daar wat van zeggen. De vergadering moet minder op detailniveau, vinden ze. Uiteindelijk blijft Defensie. Rehwinkel heeft het RBT teruggebracht van 24 tot 18 mensen.

“Kees, wat wil je van me?”

Verward zit Yvonne van Mastrigt rechtop in bed, wakker gebeld uit een diepe slaap. Het is vrijdag half twee ’s ochtends.

Van Mastrigt heeft wel door dat het Kees Odenkirchen is die haar op dit onzalige tijdstip wil spreken. Maar waarom? Toen de vice-voorzitter van de Veiligheidsregio Groningen vier uur eerder wegreed bij de brandweerkazerne aan de Sontweg had ze wel gezien dat er nog mensen van de waterschappen in de weer waren met topografische kaarten. Maar zij was, net als veel anderen, naar huis gegaan in de kalme overtuiging dat ze de volgende ochtend nog even de koppen bij elkaar zouden steken. Om vervolgens af te schalen. De wateroverlast bij de Tolberter Petten is onder controle.

Tuurlijk, er waren nog zeven aandachtspunten in de regio. Maar een kritieke situatie? Nee.

“Woltersum”, vraagt ze aan Odenkirchen.

Wat is er inWoltersum?”

Het gaat niet goed. Je moet direct naar de Sontweg komen.”

Drie kwartier later staren Van Mastrigt, operationeel leider Odenkirchen en secretaris-directeur Harm Küpers van waterschap Hunze en Aa’s in een klein vierkant kamertje naar een animatie van waterschap Noorderzijlvest op Küpers’ laptop. Veel meer dan een witte tafel en drie stoelen staan er niet in het muffe kamertje.

“Als de dijk gaat, stroomt dit gebied in korte tijd vol met water”, zegt Küpers.

Linksboven in het scherm loopt een klokje mee. Gefascineerd kijken de drie naar de animatie. In stapjes van vijf minuten zien ze de polder versneld eerst lichtblauw worden, daarna donkerblauw.

Drie uur, hooguit vier uur, en het gebied rondWoltersum staat onderwater. Op sommige plaatsen twee meter hoog. “Roep het RBT nu onmiddellijk bijeen”, zegt Van Mastrigt als het scherm grotendeels donkerblauw is. “Goed dat je belde, Kees.”

In trui, spijkerbroek en op wandelschoenen staat André van de Nadort op datzelfde moment op de dijk bijWoltersum. Hij voelt zich steeds ongemakkelijker worden. De burgemeester van Ten Boer is om kwart over twaalf uit bed gebeld door een van zijn raadsleden. “Het zou goed zijn als je komt”, kreeg hij te horen. “Het water komt door de dijk.”

Van de Nadort ziet hoe tientallen inwoners zandzakken op de dijk leggen. Mannen van het waterschap steken, zaklantaarns in de hand, stokjes in de grond om de plaatsen te markeren waar water uit de dijk stroomt. Zijn telefoon gaat. Het is Yvonne van Mastrigt. “Er is wat aan de hand in jouw gemeente.”

“Dat weet ik”, zegt Van de Nadort. “Ik sta op de dijk. Het ziet er niet goed uit.Wat moeten we hier mee? Yvon, dorpsbewoners zijn wel gewend dat de dijk zweet. Dat er wat kwelwater uitloopt. Maar dit hebben ze nog nooit gezien.”

“Ik weet het. Ik vraag je om nu naar het crisiscentrum aan de Sontweg te komen.We moeten beslissingen nemen.”

De burgemeester van Ten Boer stapt in zijn auto en loopt een kwartier later, zijn lichaam nog vol adrenaline, een surrealistische wereld binnen. Alsof hij in een film stapt en een rol krijgt. Op de eerste verdieping van de brandweerkazerne is de spanning voelbaar. Tientallen bellende mensen. Werknemers van het waterschap. Van de brandweer. Politieagenten. Over het blauwe tapijt met de rode strepen lopen mannen met kaarten – lópen, niemand rent. Chaos, denkt Van de Nadort.

Dan zegt zijn gemeentesecretaris dat hij “naar beneden” moet gaan. Naar de ’oude meldkamer’. “Het RBT is al begonnen. Ze willen evacueren.” Een evacuatie, nota bene in zijn gemeente, was nog niet bij de burgemeester van Ten Boer opgekomen.

In haar hoofd heeft Yvonne van Mastrigt het besluit eigenlijk al genomen, als zij vrijdagochtend om 03.28 uur de vergadering van het RBT opent. Aan tafel zitten 14 mensen. Operationeel leider Kees Odenkirchen van de brandweer schetst de situatie:

De dijk bij Woltersum dreigt te bezwijken door piping.”

Wat is dát nou weer, denkt politiechef Monique Pennings. De plaatsvervangend korpschef van Groningen kent die waterwereld niet goed. Een wereld van prognoses is het, van aannames. Als het zand met het water uit de dijk stroomt door gaten in de dijk, zegt iemand – dat is piping. “We hebben begrepen dat het water met polsdikke stralen uit de dijk komt.” Nu ziet Pennings het heel duidelijk voor zich. Achter de dijk van 142 jaar oud wonen honderden mensen.

Vragen. Er zijn vragen. Hoe lang houdt die dijk het nog? Wat is de kans dat-ie doorgaat? Moet er een noodbevel komen? Aan alles is gedacht, realiseert Van Mastrigt zich, deze avond de voorzitter van het RBT. Aan alles, alleen het vee blijft min of meer onderbelicht.

“Er staan meerdere grote boerderijen in het gebied. Zeker drieduizend stuks vee”, houdt Jaap Verhulst, in de regio Noord de hoogste baas van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de RBT-leden voor. Hij ziet de kadavers al drijven als de dijk doorbreekt. “De koeien moeten nog gemolken. Er is snel een besluit nodig, dan geef je jezelf tijd om ook de evacuatie van de dieren te regelen.”

Iedereen zit op het puntje van de oranje en paarse kuipstoeltjes. Dit is andere koek dan bij Tolbert. Van Mastrigt houdt hen kort. Leunt voorover op de tafel. Spreekt met gezag. Straalt uit dat ze nu alleen het beste wil van mensen. De rest moeten ze maar voor thuis bewaren. “De kans dat de dijk gaat, is gering, maar wel groter geworden. Het effect is enorm. Het risico onaanvaardbaar”, vat ze samen. De meesten knikken. Niemand zegt wat.

Dertien aanwezigen zijn het eens: de 885 zielen uit Woltersum, Wittewierum en omgeving moeten direct geëvacueerd worden. Twee meter water – en dat met die winterkou en windstoten. Dat houdt een mens geen tien minuten vol. Nog één keer kijkt Van Mastrigt de tafel rond. “Deelt iedereen de conclusie dat we per direct overgaan tot gedwongen evacuatie?” Het blijft stil. Weer knikken wat hoofden. Van enige twijfel lijkt geen sprake.

Totdat een man, links van voorzitter Van Mastrigt, ineens vraagt of deze keuze, de evacuatie, wel “proportioneel” is.

Zijn jullie er van overtuigd dat dit de juiste keuze is?”

Emme Groot, burgemeester van Delfzijl, heeft formeel geen enkele rol in de vergadering, maar is door Van Mastrigt uit zijn bed gebeld om juist dit soort vragen te stellen. Om haar tegengas te geven als het spannend wordt. Van Mastrigt twijfelt niet. Maar toch gaat iedereen nog een keer langs alle afwegingen.

Om 04.31 sluit de vergadering.Woltersum en het achterliggende land worden geëvacueerd. Met spoed. Gedwongen.

Op tafel staan kroketten en frikadellen – geen ideaal ontbijt – als het RBT vrijdagochtend om half zes moet nadenken over de rioolwaterzuivering bij Garmerwolde. De geur van frituurvet is niet te harden. De evacuatie vanWoltersum is in volle gang. Maar als de zuivering onder vijftig centimeter water komt te staan, vertellen deskundigen, kunnen de gevolgen enorm zijn. Een ramp binnen een ramp. “Dan komen alle pathogene bacteriën het gebied in”, weet de regionaal geneeskundig functionaris. Bovendien zou het pompstation Damsterdiep, het rioolgemaal, worden stopgezet waardoor alle vuiligheid van Groningen een verstopte stad zou maken. Tenzij het RBT ervoor kiest alles rechtstreeks het Eemskanaal in te pompen. Kunnen we geen nooddijk om de zuivering bij Garmerwolde aanleggen, vraagt iemand. “No way”, reageert Wim Brenkman van Noorderzijlvest. “Er is te weinig tijd, dat kost uren.”

De oplossing komt van de werknemers van de zuivering zelf. Wat nu als we alleen de vitale delen beschermen? Daar een nooddijk omheen leggen. Het RBT besluit daartoe. Probleem is dat er te weinig zakken zijn. In Zoetermeer bij het Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding hebben ze nog, weet een van de leden. Direct wordt gebeld. Er worden 40.000 extra zandzakken en een vulmachine vanuit Zoetermeer aangevoerd, die vanaf Gouda onder begeleiding van zes politiemotoren, die de snelwegen richting Groningen ’leegvegen’, in konvooi worden afgeleverd. Ondertussen wordt met folie, zand en zandzakken al wel een nooddijk aangelegd.

“Iedereen het er mee eens dat ik de pers te woord sta?”, vraagt Van Mastrigt voor de zekerheid aan de leden van het RBT. Achter Van Mastrigt lichten haar woorden op een van de twee beamerschermen op. Notulen, kaartmateriaal. Alles is er op te zien. Een zegen voor de een. Afleidend voor de ander. Iedereen is het er mee eens. Van Mastrigt spreekt, hoewel iedereen weet dat voorzitter Rehwinkel er aan hecht het gezicht naar buiten te zijn, naar de pers toe.Maar hij is er niet en de telefoon neemt hij ook niet op.

Mevrouw Van Mastrigt. De printers doen het niet meer.We kunnen de noodverordening niet uitprinten.Wat moeten we nu doen? Is het dan wel rechtsgeldig?”

De jonge vrouw staart de vice-voorzitter, die op het punt staat de persconferentie van vrijdagochtend te geven en even over haar zwarte jasje wrijft, aan. Van Mastrigt, nog in haar strenge en ietwat kille modus, heeft geen tijd om over dit soort knullige dingen na te denken. De techniek, denkt ze, daar gaat het nu niet om. Net bij de besluitvorming kropen er ook constant twee mannen onder de tafels door om stekkers te controleren. Het computersysteem is er ook al uitgeklapt, er zijn beeldschermen uitgevallen en het nieuwe zogeheten Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS) in de RBT-ruimte werkt ook nog niet foutloos.

“Lieve schat. Vroeger ging het ook met de hand. Ga maar achter je computer zitten en schrijf de noodverordening maar over op papier. Het gaat uiteindelijk om de handtekeningen van de burgemeesters die onder de tekst staan.”

Ik zit net met één sok aan op mijn bedrand”,

hoort ze Peter Rehwinkel aan de telefoon zeggen. Het is iets na acht uur. Van Mastrigt en andere leden van het RBT hebben al een tijdje geprobeerd Rehwinkel telefonisch te bereiken. Hij had zijn telefoon in dé nacht van Woltersum uitstaan. Het was immers afgesproken dat Van Mastrigt de voorzitter zou zijn die avond. En Rehwinkel zat er doorheen, moést slapen en wil de volgende ochtend fris zijn.

Als hij het apparaat weer aanzet, piept het ding onophoudelijk. Gemiste oproepen. Sms’jes.

De vice-voorzitter praat hem bij. Over politieagenten die in Woltersum huis aan huis gaan met een noodbevel in de handen. “Ik kom er direct aan”, zegt hij en kleedt zich snel verder aan.

Het is vrijdagmiddag 6 januari, net na de lunch. “Het valt mee”, klinkt in Leslokaal 1 aan de Sontweg.

Tien minuutjes duurt het moment van paniek slechts. Tien lange minuten waar het hele crisisteam vol spanning wacht op een verklaring, een antwoord. Gaat-ie of gaat-ie niet? “Er zit worteldoek onder dat stuk weg. Dat laat slecht water door. Daarom komt het asfalt omhoog. De dijk gaat niet”, zegt iemand van het waterschap.

Duidelijkheid. Opluchting. Het valt mee.

Dit verhaal kwam tot stand na gesprekken met 23 direct betrokkenen en met medewerking van verslaggever Henk Blanken

Plaats een reactie